Een half jaar wachten op herkansing van een praktijkopdracht? Deze OC vond dat te gek voor woorden

“Helaas, je hebt een onvoldoende voor de praktijktoets” zegt de examinator met bedrukt gezicht. Ik schrik en voel dat ik gefaald heb. Ik was al warm, maar nu breekt het zweet me uit. De tranen zitten vlak achter mijn ogen en een brandend gevoel geeft aan dat ze willen rollen. “Je hebt een cruciale fout gemaakt, dus ik kan je nu geen voldoende geven.” Als troost vertelt de examinator dat ik over een half jaar mag herkansen. Over een half jaar?!

Teleurgesteld in systeem

Razendsnel flitsen er beelden en gedachten door mijn hoofd: Ik moet stagelopen en ik maak daar geen indruk met deze onvoldoende. En wanneer moet ik dan oefenen? En met wie? Mijn medestudenten zitten er niet op te wachten om hiervoor terug te komen. Ik barst in huilen uit. Ik voel me machteloos en teleurgesteld in mezelf. En in het systeem dat mij zo lang laat wachten op een herkansing.

Fouten door nervositeit

De examinator legt uit wat ik fout deed. Door de zenuwen vergat ik de medicatie te laten controleren door een collega. En ik vergat de medicatietoediening goed uit te leggen aan de patiënt. Terwijl ik dat steeds goed gedaan heb tijdens het oefenen! De examinator begrijpt dat je soms domme fouten maakt door nervositeit. Toch ben en blijf ik gezakt voor deze toets. Ik probeer nog of ik volgende week mag herkansen, of anders na het volgende blok. Maar nee, de examinator houdt zich aan de regels voor herkansingen in de OER.  

Casus in de OC besproken

Maar dit verhaal kreeg een staartje. De examinator herkent dit probleem van andere studenten. Gezakt zijn is nooit leuk, maar herkansen na een half jaar voor juist een praktijkopdracht maakt het leed onnodig groter. Omdat de examinator docentlid is van de opleidingscommissie, brengt zij deze casus in ter bespreking. Onze studentenfractie staat direct op scherp; deze gevoelens zijn herkenbaar. Er komen meerdere voorbeelden vanuit de studenten-achterban op tafel. De OER wordt erbij gepakt, waarna we moeten constateren dat de situatie geheel volgens de regels is uitgevoerd: er zijn minimaal twee toetsen per jaar. Dat betekent herkansing na een half jaar.

Advies aan de leerplancommissie

De discussie barst los. We bespreken het toetsbeleid en de plek van de praktijktoets hierin uitvoerig. We vragen ons af: ‘Toetsen we een vaardigheid of stressbestendigheid?’ De studentenfractie komt tot de conclusie dat praktijktoetsen een uitzondering ‘moeten zijn’ op de herkansingsregel in de OER. De docentenfractie gaat hier deels in mee. We komen in actie: we schrijven een advies met de wens om een herkansing binnen twee tot maximaal negen weken mogelijk te maken. Dit advies gaat naar de leerplancommissie (LPC). De LPC bespreekt dit in de examencommissie. Daarnaast schrijven we een notitie over toetsen via de faalangst-methodiek. Ook deze notitie komt bij de LPC en examencommissie.

Subjectief gevoelde onvrede ondersteunen met objectieve cijfers

Vervolgens komt er een initiatief op gang waarin een denkgroepje samenkomt, bestaande uit docenten en studenten, die brainstormen over de oorzaken en mogelijke oplossingen voor dit probleem. De wens is eigenlijk om deze subjectief gevoelde onvrede ook objectief te ondersteunen met cijfermatige resultaten uit onderzoek. Het verzoek tot het doen van onderzoek loopt via de Kwaliteitscommissie. De onderzoeksvraag is met de voorzitter van de Kwaliteitscommissie ‘afgetast’ en daarna afgewezen. Ten eerste krijgt de Kwaliteitscommissie zeer veel aanvragen voor onderzoek. Zij moeten zorgvuldig afwegen. Bij deze aanvraag adviseerden ze om toch eerst nog de route via de SLB-er te proberen. We hebben dus afgesproken om de SLB-er sneller in te zetten bij de begeleiding van studenten die door nervositeit zakken voor practicumtoetsen. Een gespannen student die daardoor zakt, komt direct in het ‘vangnet’ van de SLB-er. Herkansingen na een half jaar blijven vooralsnog bestaan.

Alles valt of staat bij een grote achterban

Wat onze OC ook duidelijk maakt, is dat als je invloed wilt uitoefenen, je soms niet rechtstreeks op de eindverantwoordelijke af moet gaan. Het werkt veel beter als je eerst contact zoekt met anderen, zoals de examen- of de curriculumcommissie. Er zit een ook vaste OC-vertegenwoordiger in de vergadering van de Leerplancommissie. Wij vinden het belangrijk om vroegtijdig het gesprek aan te gaan, en niet te wachten tot het eind van het proces. De Leerplancommissie is ons eerste aanspreekpunt en niet het management. Invloed neemt toe als je duidelijk namens een achterban spreekt. We kunnen duidelijk maken dat we echt namens een achterban praten door steeds vertegenwoordigd te zijn bij themabijeenkomsten binnen en buiten Fontys. En een van de studentleden heeft tevens een lidmaatschap in de IMR. Zo’n overlap werkt goed: we bespreken met elkaar onze standpunten en kunnen elkaar vaak ondersteunen.

Geen klachtencommissie

We kijken niet naar de docentevaluaties, wel naar de jaarrapportages van de Kwaliteitscommissie. Dat zijn grote onderwijsevaluaties. In deze rapportages staan ook de verbeteracties (PDCA). De OC bespreekt deze rapportages maar houdt zich afzijdig van docentevaluaties. Dat gebeurt op het niveau van de teamleiders (teamleiders bezoeken de klassen om te vragen naar het functioneren van docenten). En studenten kunnen ook een klacht indienen over een docent in klachtencommissie. Wij vinden dat klachten daar thuishoren. De OC wil geen klachtencommissie zijn. We willen samenwerken, helpen te verbeteren en vanaf de voordeur meedenken bij de ontwikkeling van nieuw onderwijs.

‘Wij willen geen klachtencommissie zijn, maar samenwerken, helpen te verbeteren en vanaf de voordeur meedenken bij de ontwikkeling van nieuw onderwijs’